Trillende gitaarsnaren

trillende gitaarsnaren

Op een snaarinstrument, dus ook op de gitaar, worden de snaren tussen de brug (Duits: "Sattel", Engels: "nut", Frans: "sillet") en de kam (Duits:"Steg", Engels:"bridge", Frans: "chevalet") gespannen. Bij gitaren wordt de kam, in navolging van het Amerikaans-Engels vaak de "brug" genoemd en om verwarring te voorkomen de brug bij de kop "topkam" genoemd. Ik gebruik hieronder de oorsprokelijke betekenis van brug en kam. Voor de duidelijkheid: de brug bevindt zich bovenaan de hals bij de kop en de kam midden op het lijf van de gitaar bij de aanslaghand.

Een geluidsfrequentie is een waarde in Hertz (Hz) voor het aantal trillingen per seconde. De geluidsfrequentie van een trillende gitaarsnaar wordt bepaald door:

  1. De mensuur: de lengte van de snaar tussen de brug en het zadel op de kam.
  2. De massa van de snaar.
  3. De spanning van de snaar.

De trillende gitaarsnaar laat naast de bovengenoemde geluidsfrequentie ook een aantal boventonen horen. Hierdoor ontstaan buiken en knopen in het trillingsbeeld. (zie figuur 1) Boventonen kunnen worden geïsoleerd van de grondtoon door het spelen van een flageolet. Raak de snaar zachtjes aan met de vinger van de linkerhand, zonder deze tot op de toets in te drukken. Doe dit pal boven de fret en niet tussen de frets. Sla de snaar nu vlak bij de kam aan met de rechterhand en verwijder daarop onmiddellijk de vinger van de linkerhand. Flageoletten worden gebruikt voor het stemmen van de gitaar en kunnen ook gebruikt worden tijdens het spelen. Voor een gitarist is alleen de grondtoon, eerste -, tweede- en derde boventoon van belang.

Soms wordt de grondtoon en zijn boventonen beschreven met hun trillingsverhouding: 1/1, 1/2, 1/3, 1/4, etc. Hierbij wordt de grondtoon niet geheel juist de 1e boventoon genoemd.

De gitaarsnaren zijn genoemd naar de grondtonen die zij voortbrengen in Spaanse concertstemming en heten van boven (dikste snaar) naar beneden (dunste snaar):

E  A  D  G  B  E

Dit is eenvoudig te onthouden met het ezelsbruggetje: Eet Alle Dagen Ge-Bakken Eieren.

De tonen van de gitaarsnaren worden op de volgende wijze in noten genoteerd:

snaartonen in notenschrift

De tonen van zowel de gitaarsnaren als de basgitaarsnaren worden een octaaf hoger genoteerd dan dat deze in werkelijkheid klinken. Dit is gedaan om het gebruik van hulplijnen zoveel mogelijk te beperken. De gitaar en de basgitaar zijn daarom octaverende instrumenten. De toonafstand tussen de tonen van de snaren is steeds een kwart, maar niet tussen de G en de B, want dat is grote terts.

De geluidsfrequenties van de gitaarsnaren zijn: E = 82,41Hz, A = 110Hz, D = 146,82Hz, G = 196Hz, B = 246,94Hz en E = 329,63Hz. Let op: Het verschil tussen de lage en de hoge E snaar is twee octaven!

(Een viersnarige basgitaar wordt een octaaf lager gestemd: E = 41,2Hz, A = 55Hz, D = 73,41Hz en G = 98Hz)

Voor gebruik van tabulatuur (Engels: tablature) , een notatiesysteem met cijfers en zes lijnen, hebben de snaren een nummer gekregen. De bovenste lijn is voor de 1e snaar, de hoge E-snaar. De tweede lijn is voor de 2e snaar, de B-snaar. Dit gaat door tot de zesde lijn voor de 6e snaar, de lage E snaar. De nummering is dus omgekeerd aan de benaming van de snaren:

E=A=D=G=B=E=1


Lees verder...